Neolithicum in Europa

Het Neolithicum in Europa volgde op het Mesolithicum in Europa. Het is de periode waarin landbouw en veeteelt zich over het continent verspreidden. Dit gebeurde in eerste instantie door migratie uit het Midden-Oosten. DNA-onderzoek heeft aangetoond dat slechts één populatie, de vroege Europese landbouwers (Early European Farmers, EEF), tijdens het vroege Neolithicum het grootste deel van Europa koloniseerde. Genetisch stond deze zeer dicht bij de huidige Zuidwest-Europeanen en met name bij de moderne Sardijnen. Oorspronkelijk waren ze afkomstig uit het oude Nabije Oosten, waar de toenmalige neolithische populatie echter sterk verschilde van de huidige bevolking.

Tijdens hun migratie vermengden ze zich vrijwel niet met de oorspronkelijke mesolithische bevolking, welke grotendeels werd verdrongen. Deze jager-verzamelaars, die in afgelegen gebieden overleefden, zouden pas tijdens het midden- en late Neolithicum een kleine opleving beleven, en zich daarna geleidelijk met de vroege landbouwers vermengen.[1] Deze overname van de neolithische levenswijze gebeurde slechts zeer geleidelijk en nog tot in de IJzertijd waren er plaatselijk bevolkingsgroepen met een in essentie mesolithische levenswijze.

Volgens het klassieke drieperiodensysteem eindigde het Neolithicum met het begin van de Bronstijd. Tijdens de laatste periode van het Neolithicum, de zogenaamde Kopertijd, ziet men echter al nieuwe migraties, nu vanuit de Pontisch-Kaspische Steppe, en een begin van de ingrijpende maatschappelijke veranderingen van de Bronstijd in Europa.

Zie verder: Kopertijd in Europa
  1. Zuid-Europese boeren brachten landbouw naar Noorden

© MMXXIII Rich X Search. We shall prevail. All rights reserved. Rich X Search